Waar het warm is en de stranden doordrenkt zijn van geluk en wensen, zit ik op mijn ruw deken dat ik ergens op een verre reis eens op de kop heb getikt. Traag sla ik een pagina om, de zon kruip steeds dieper onder water. Mijn bladwijzer schuif ik tussen mijn boek en ik klap het dicht, leg het naast me op het ruwe deken.

Zand knarst, er loopt iemand mijn richting uit. Mijn ogen zijn op de duikende zon gericht. Het knarsen komt dichter. Ik kijk niet op. Een diepe zucht. De zon is bijna weg. Een plot. Hand op mijn schouder. Hij oefent zacht druk uit. Geruststelling. Dat is toch de bedoeling.

“Geruststelling. Toch? Dat is toch de bedoeling?” vraag ik, zonder hem aan te kijken. Het is niet de eerste keer dat ik hier kom zitten. Het is ook niet de eerste keer dat hij me komt storen. “Dat is toch de bedoeling…” brengt hij zachtjes uit. Ik hoef niet te kijken om te weten dat zijn lippen nauwelijks bewegen terwijl hij dit zegt. Zo praat hij altijd als hij stress heeft.

De zon is onder het water gedoken. De maan schijnt nu duidelijker. Een windvlaag. Het natte zand blijft onberoerd. Klein kaarsje flikkert. Kou overvalt me. Mijn warme kleren lijken plots niet meer zo warm.

“Heb je het ook zo’n kou?”

Wat hij eigenlijk bedoelt is of ik geen knuffel wil, hem niet wil vasthouden of me wil laten vasthouden. Geen van beide staat me aan.

“Geen van beiden.”

“Waarom maak je alle al-”

“Ik maak helemaal niets moeilijk.”

Zijn knieën kraken terwijl hij rechtstaat. Zand knarst, er loopt iemand weg van me. Mijn ogen zijn op de horizon gericht. Het knarsen gaat verder en verder weg. Ik kijk niet op. Ik zucht diep.

2 thoughts on “Nacht Strand

Leave a comment